U bent ondernemer of bestuurder van een onderneming of franchise-organisatie? Beslissingen die u nu maakt, leiden nu eenmaal niet altijd tot de gewenste resultaten voor de onderneming. Zelfs als dat soort beslissingen achteraf nadelig of verlieslijdend blijken, bent u als bestuurder nog niet aansprakelijk tegenover de vennootschap of derden. Wanneer treedt bestuurdersaansprakelijkheid dan wel op?
Direct contact / Lees hier ons blog / Like ons op Facebook
Van aansprakelijkheid tegenover de vennootschap zelf is pas sprake als u uw taak niet behoorlijk hebt vervuld (artikel 2:9 BW) en u daarover een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De maatstaf is wat een redelijk handelend en ervaren bestuurder onder dezelfde omstandigheden zou hebben gedaan. Voorbeelden zijn:
Dergelijke zaken komen in de praktijk boven water als er onenigheid tussen de bestuurders en/of aandeelhouders over het beleid in de vennootschap of (franchise-)organisatie is ontstaan.
Bestuurder en zelfs feitelijk beleidsbepalers kunnen ook aansprakelijk zijn buiten faillissement jegens individuele schuldeisers van de vennootschap op grond van onrechtmatige daad (artikel 6:162 BW), gebaseerd op de zogeheten Beklamel-norm.
Daarvan kan sprake zijn als de bestuurder (i) namens de vennootschap heeft gehandeld of (ii) heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. De bestuurder handelt in die gevallen onrechtmatig als hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt.
In de onder (ii) bedoelde gevallen kan de betrokken bestuurder voor schade van de schuldeiser aansprakelijk worden gehouden indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.
Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake kunnen zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Er kunnen zich echter ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen."
De curator kan het bestuur en de feitelijk beleidsbepalers op basis van de artikelen 2:138 en 2:248 BW hoofdelijk aansprakelijk stellen voor het totale tekort inclusief faillissementskosten in de boedel in geval dat is gebleken van onbehoorlijk bestuur. Daarnaast moet de curator ook nog aannemelijk maken dat dat ook een belangrijke oorzaak voor het faillissement is geweest. Omdat dit lastig is aan te tonen, heeft de wetgever twee vermoedens van onbehoorlijk bestuur gedefinieerd in de wet, te weten als:
De bestuurder mag nog aantonen dat dit weliswaar het geval is, maar dat dat niet een belangrijke oorzaak voor het faillissement is geweest. Is de boekhouding echter niet op orde, dan wordt het lastig, want dat is nu eenmaal een kerntaak van het bestuur.
De oprichters van een rechtspersoon zijn hoofdelijk aansprakelijk tegenover crediteuren voor schulden van voor de notariële oprichting, indien zij wisten of redelijkerwijs konden weten dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou nakomen. Dat is het geval als de opgerichte vennootschap (gesteld dat de rechtshandeling van vóór de oprichting zijn bekrachtigd) binnen een jaar na oprichting failliet gaat. Volgens de wet wordt dan vermoed dat de oprichter wist dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou nakomen en zal de oprichter moeten aantonen dat dit niet het geval is geweest.
Een groep die oprichter kan zijn is ruim gesteld. Het kunnen naast de uiteindelijk bestuurder ook aandeelhouders of derden zijn.
Bestuurdersaansprakelijkheid jegens de fiscus voor verschuldigde belastingen ontstaat als niet op tijd melding is gemaakt van het feit dat de vennootschap haar belastingschulden niet zal kunnen betalen (artikel 36 Invorderingswet). Om aansprakelijkheid te ontlopen, dient binnen 14 dagen nadat de belasting verschuldigd is schriftelijk betalingsonmacht worden gemeld.
Deze vorm van aansprakelijkheid komt regelmatig voor na het faillissement van de vennootschap. De vennootschap is dan immers niet meer in staat om de belastingschulden te voldoen en de schulden worden vervolgens verhaald op de bestuurder, tenzij de bestuurder kan aantonen dat het onbetaald laten van de belastingen niet aan hem te wijten is.
Dit soort zaken lenen zich in de praktijk voor uitvoerige stellingnames en bewijsopdrachten. Daarbij heeft de eiser het vaak lastig. Hij moet immers vaak bewijzen dat de bestuurder iets wist of behoorde te weten, terwijl hij geen inzicht heeft in documenten en stukken van de onderneming.
Onmogelijk is het geenszins. Een dergelijke vordering staat of valt bij het aannemelijk kunnen maken dat de bestuurder in ieder geval wist dat zijn handelen het betamelijke overschreed. Als de bestuurder in de procedure dan nog betrapt kan worden op ofwel het achterhouden van bewijzen of het verklaren van onwaarheden, dan krijg je als gedupeerde schuldeiser de wind mee.
mr. Ruud Gijsen heeft ruime ervaring met dit soort bestuurdersaansprakelijkheid procedures, waarbij voorafgaand ook conservatoire beslagen werden gelegd. Ook tegen frauderende bestuurders werd geprocedeerd. In een enkel geval werd zelfs aangifte van oplichting en witwassen gedaan om meer informatie te krijgen via het politie-onderzoek.
Vragen? Neem contact met ons op!