meteen contact

Advocatenkantoor Gijsen

Fictieve buit als "ruis-strategie" door de recherche. Mag dat zomaar?

Uit een recent arrest van het Gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2016:2999) blijkt dat de politie als laatste redmiddel verdachten met een verzonnen buit mag confronteren, om zo de nodige ruis in het onderzoek te veroorzaken met de bedoeling om een gesprek tussen verdachten op te wekken, op te nemen en als bewijs te gebruiken. Laf? Misschien wel, maar het Hof is van oordeel dat het alleen maar mededelen van een fictieve buit in het verhoor geoorloofd is en dat het de eigen keuze van verdachten is om dit later onderling ter sprake te brengen.

De zaak draaide om een overval in een woning. De twee verdachten werden verhoord, maar dit leverde niets op. Daarop besloot het Openbaar Ministerie de zogeheten “ruis-strategie” toe te passen. De recherche vertelde, met toestemming van de zaaksofficier, aan de twee verdachten dat er naast de werkelijk weggenomen buit ook een enveloppe met een bepaald geldbedrag was gestolen. Dit had als doel een gesprek tussen beide verdachten op gang te brengen en dat gesprek op te nemen. Dat gebeurde ook daadwerkelijk in de hal van het politiebureau en in de taxi waarin de verdachten naar huis werden gebracht. De taxichauffeur was een politieagent. De opgenomen gesprekken zijn later als bewijsmiddelen gebruikt.

Het Hof oordeelt dat op geen enkele wijze is gebleken dat de keuze- en verklaringsvrijheid van de verdachten onder druk is komen te staan. De verdachte kiest er uiteindelijk voor om de fictieve buit ter sprake te brengen, nadat het verhoor was beëindigd. Ook is het Hof van oordeel dat er geen sprake is geweest van schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde. De politie mag niet specifiek in de wet geregelde opsporingsmethodes inzetten als zij geen disproportionele inbreuk maken op de grondrechten van burgers en als deze methoden niet zeer risicovol zijn voor de integriteit en beheersbaarheid van de opsporing. Dit tactische plan is ingezet als laatste redmiddel nadat het onderzoek was vastgelopen.

Voorts kwam het Hof tot haar oordeel dat het Openbaar Ministerie bij het inzetten van deze methode de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit op een juiste wijze in acht heeft genomen. Het feit werd gekwalificeerd als ernstig; er werd een woningoverval gepleegd in de avonduren waarbij de bewoners werden bedreigd. Tegen dit ernstige feit weegt volgens het Hof een zeer beperkte misleiding, namelijk een mededeling over een fictieve buit, niet op.

Uit deze uitspraak zou je voorzichtig mogen afleiden dat verdachte er ook om deze reden beter aan doet om te zwijgen tijdens, maar ook na het verhoor.

Vragen over dit onderwerp?

Neem contact op met mr. R. Gijsen van Advocatenkantoor Gijsen

Delen op